EngelsDiagnosis: Pectoral rays 15-17 (usually 16). Gill rakers 6-8 + 22-25 (total 29-33). Body moderately elongate, the depth 3.5-4.05 in SL (to 4.35 in juveniles); head length (HL) 2.75-3.0 in SL; snout length 1.75-2.3 in head length; upper-jaw length 3.0-3.5 in HL; barbels relatively short, 1.4-1.65 in HL; third dorsal spine longest, 1.65-1.95 in HL; last dorsal soft ray only slightly longer than penultimate ray; pectoral-fin length 1.5-1.7 in HL; pelvic-fin length 1.5-1.8 in HL. Gray to brownish red dorsally, whitish to light red ventrally, with a small pearly white to pale blue spot on each scale of body below the lateral line (center of scales on body above lateral line whitish but not as a distinct spot); an elongate white spot anteriorly on upper side of caudal peduncle, sometimes followed by a dusky spot of about the same size; a brown band on snout from upper lip to eye, often continuing onto postorbital head and narrowly a short distance onto body (band usually not persisting in preservative) (Ref. 54393).
Vertaling weergeven
Vertaald uit het Engels door BING
Deze vertaling is louter indicatief: Op grond van de beperkte kwaliteit van de brontekst zijn morfologische omschrijvingen uitsluitend beschikbaar in het Engels in de BETA-versie van het systeem. In toekomstige uitgaven zal ook meertalige informatie beschikbaar komen.
NederlandsDiagnose: Pectoral stralen 15-17 (meestal 16). Gill rakers 6-8 + 22-25 (totaal 29-33). Lichaam matig elongate, de diepte 3.5-4.05 in SL (aan 4,35 in jonge exemplaren); hoofd lengte (HL) 2,75-3.0 in SL; snuit lengte 1,75-2.3 in de lengte van het hoofd; Opper-jaw lengte 3.0-3.5 in HL; baarddraden korte relatief, 1.4-1,65 in HL; derde dorsal wervelkolom langste, 1,65-1.95 in HL; laatste dorsal zachte ray slechts iets langer dan voorlaatste ray; borstvin lengte 1.5-1.7 in HL; pelvic-fin lengte 1.5-1.8 in HL. Grijs bruin rood dorsally, witachtig aan het licht rood ventrally, met een klein parelwitte wit naar lichtblauw blauwe plek op elke schaal van lichaam onder de zijlijn (centrum van schubben op het lichaam boven dwarslijn witachtige maar niet als een afzonderlijke plek); een langgerekt witte vlek anteriorly op bovenzijde van caudal peduncle, soms gevolgd door een schemerige plek van ongeveer dezelfde grootte; een bruine band op de snuit van bovenlip voor oog, vaak blijven op postorbital hoofd en eng korte afstand op lichaam (band meestal niet volhardt in conserveermiddel) (Ref. 54393).