EngelsA species of Upeneus with the following combination of characters: dorsal-fin rays VII + 9, first dorsal-fin spine longest; pectoral-fin rays 13–15 (usually 14); gill rakers 6 or 7 (mode 6) + 16–18 (17) = 22–25 (23); pored lateral-line scales 28–30 (29); no teeth on ectopterygoids; maximum body depth 20.9–24.7% SL (mean 22.7%); maximum head depth 18.0–20.6% SL (19.2%); barbel width 6.0–7.8% HL (7.0%); barbels white; a distinct reddish brown stripe from tip of snout to caudal-fin base through eye in life and fresh specimens; first dorsal fin with 4 irregular white bands in life, 4–6 irregular reddish brown bands (retained as dark bands in preserved specimens) and 4–6 white bands in fresh specimens; upper caudal-fin lobe pale white with 5–7 reddish brown bands (retained as dark bands in preserved specimens) and 5–9 irregular pure white bands in life and fresh specimens; lower caudal-fin lobe reddish with 5–9 short red bands (retained as dark bands in preserved specimens) and 5–9 short white bands or spots along ventral margin in life and fresh specimens (Ref. 88711).
Vertaling weergeven
Vertaald uit het Engels door BING
Deze vertaling is louter indicatief: Op grond van de beperkte kwaliteit van de brontekst zijn morfologische omschrijvingen uitsluitend beschikbaar in het Engels in de BETA-versie van het systeem. In toekomstige uitgaven zal ook meertalige informatie beschikbaar komen.
NederlandsEen soort Upeneus met de volgende combinatie van tekens: dorsal-fin rays VII + 9, eerste dorsal-fin wervelkolom langste; borstvin stralen 13-15 (meestal 14); gill rakers 6 of 7 (mode 6) + 16-18 (17) = 22-25 (23); poriën dwarslijn schalen 28-30 (29); geen tanden op ectopterygoids; maximale lichaam diepte 20,9 – 24,7% SL (gemiddelde 22,7%), hoofd maximumdiepte 18,0-20,6% SL (19.2%); Barbeel breedte 6.0 – 7,8% HL (7,0%); barbels wit; een afzonderlijke roodachtig bruin streep van punt van snuit aan caudal-fin base door oog in het leven en verse specimens; eerste rugvin met 4 onregelmatige witte bands in leven, 4 – 6 onregelmatige roodachtig bruin bands (behouden als donkere banden in bewaard gebleven exemplaren) en 4 – 6 witte banden in vers exemplaren, upper caudal-fin kwab bleke wit met 5- 7 roodachtig bruin bands (behouden als donkere banden in bewaard gebleven exemplaren) en 5-9 onregelmatige zuivere witte banden in leven en verse specimens; lagere caudal-fin kwab roodachtig met 5-9 korte rode banden (behouden als donkere banden in bewaard gebleven exemplaren) en 5-9 korte witte banden of plekken langs ventrale marge in leven en verse specimens (Ref. 88711).