EngelsCarapace more than twice as broad as long; 9 blunt to acuminate teeth (outer orbital tooth and strong lateral spine included) on arched anterolateral margin; front (excluding inner orbital angles) bearing 2 obtuse to acuminate, broadly triangular teeth with often sinuous inner margins longer than outer margins. Much of convex dorsal surface smooth, but scattered and transverse lines of fine granules; sculpture of regions near center varying from low and smooth to rather sharply raised relief with crowded granules; pincers strong, dissimilar, and ridged longitudinally; fifth legs flattened in form of paddles. Males with T-shaped abdomen level of thoracic sternite 4; slender first pleopods with membranous tip reaching beyond suture between thoracic sternites 4 and 5; sinuously curved overlapping proximally and armed distally with a row of large and small retrogressive spinules. Color: greyish, bluish, or brownish green. Males with propodi of chelae blue on inner and white on outer surfaces, fingers blue on inner and white on outer surfaces and tipped with red. Mature females with orange fingers on chelae tipped with purple. Underparts off-white with tints of yellow and pink. Color variations is associated with sexual dimorphism and molt cycle.
Vertaling weergeven
Vertaald uit het Engels door BING
Deze vertaling is louter indicatief: Op grond van de beperkte kwaliteit van de brontekst zijn morfologische omschrijvingen uitsluitend beschikbaar in het Engels in de BETA-versie van het systeem. In toekomstige uitgaven zal ook meertalige informatie beschikbaar komen.
NederlandsCarapax meer dan tweemaal zo breed zo lang; 9 botte aan acuminate tanden (buitenste orbitale tand en sterke laterale wervelkolom inbegrepen) op gebogen anterolateral margin; voorkant (exclusief innerlijke orbitale hoeken) rekening houdend met 2 stompe tot acuminate, in grote lijnen driehoekige tanden met vaak bochtige innerlijke marges langer dan buitenste marges. Veel van convexe dorsale oppervlak glad, maar verspreid- en dwarswapening lijnen van fijne korrels; sculptuur van regio's in de buurt van center variërend van lage en glad tot nogal sterk verhoogde reliëf met overvolle korrels; pincers sterke, ongelijke en geribbelde lengterichting; vijfde benen afgevlakt in vorm van peddels. Mannen met T-vormige buik niveau van thoracale sternite 4; slanke eerste pleopoden (zwempootjes) met membraanachtig tip die verder reiken dan hechtdraad tussen thoracale sternites 4 en 5; sinuously gebogen overlappende proximally en gewapend distally met een rij van grote en kleine achterwaartse spinules. Kleur: grijsachtig, blauwachtig of bruin groen. Mannen met propodi van chelae blauw op binnenste en wit op de buitenste oppervlakken, vingers blauwe op binnenste en wit op de buitenste oppervlakken en getipt met rood. Volwassen vrouwtjes met oranje vingers op chelae getipt met paars. Onderkant naturel met tinten van geel en roze. Kleurvariaties wordt geassocieerd met seksueel dimorfisme en molt cyclus.